Wat kun je thuis doen met het thema "Applaus" ?

Placeholder Image

Samen praten

  • Vraag je kind wat hij of zij later wil zijn. Praat er samen over hoe je kunt ‘doen alsof’ je zo bent. Welke kleding en spullen heb je dan nodig en wat doe je dan? Vertel ook bv ook over je eigen werk. Hoe kan je kind jou nadoen?
Placeholder Image

Samen doen

  • Haal samen de kleding uit de wasmand. Welke kledingstukken horen bij elkaar en welke niet? Waarom is dat zo? Praat erover dat kleren bij elkaar kunnen horen omdat ze van dezelfde persoon zijn. Maar ook omdat ze dezelfde kleur hebben, even groot zijn of ‘een setje’ vormen. Er is geen goed of fout. Het gaat om de ervaring met sorteren en de keuzes die je maakt.
  • Sta samen stil in een drukke winkelstraat. Zie je mensen lopen die kleren aan hebben waardoor ze ‘iemand zijn’. Bijvoorbeeld een politieagent, ijscoman, kok of zakenman? 
  • Leg een aantal kledingstukken neer, groot en klein en van verschillende soort (broek, trui, rok, jurk, enzovoorts). Misschien heb je ook nog babykleertjes van je kind. Pak een aantal knuffels van je kind van verschillende grootte (van klein naar groot). Wie past welke kleren? Gebruik begrippen als: te groot, te klein, te lang en te kort, maar ook: ‘past precies’. 
  • Doe alsof je iemand bent. Bijvoorbeeld een politieagent. Praat hierbij niet. Kan je kind raden wie je nu bent? Lukt dit niet, gebruikt dan zinnen die erbij passen, zoals: Stop, u hebt te hard gereden! Of: ‘even een pleister plakken’. Lukt het ook andersom? Je kind beeldt iemand uit. Wie is hij of zij?